1.6.Bij besluit op bezwaar van 29 juni 2012 (bestreden besluit) heeft [B.V.] . het bezwaar tegen de brief van 31 januari 2012 ongegrond verklaard. Daartoe heeft [B.V.] . het standpunt ingenomen dat op appellante de plicht rust om bij langer verblijf dan vier weken in het buitenland, toestemming aan haar te vragen. Appellante heeft dit verzuimd. Met de verwijzing naar haar ex-echtgenoot, als middellijk bestuurder van [B.V.] . die eveneens naar Suriname diende af te reizen, heeft appellante niet voldaan aan deze inlichtingenverplichting omdat de ex-echtgenoot niet als werkgever is aan te merken. Appellante had het verzoek aan [B.V.] . moeten richten. Voorts is aangegeven dat toestemming om langer dan vier weken in het buitenland te verblijven, geweigerd zou zijn omdat voor het bijwonen van de zitting geen langdurig verblijf in Suriname noodzakelijk is. Door dit (lange) verblijf belemmert appellante de re-integratie. Evenmin heeft appellante, hoewel daarom diverse malen schriftelijk en per e-mail is gevraagd, haar adres in Suriname bekendgemaakt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft geoordeeld dat appellante haar informatieplicht zoals neergelegd in artikel 27, eerste lid, van de Wet WIA heeft geschonden omdat op haar de verplichting rust om haar vertrek naar en haar verblijf in Suriname te melden. Met de enkele verwijzing naar haar ex-echtgenoot, die tevens directeur grootaandeelhouder was, heeft appellante niet aan de inlichtingenplicht voldaan. Het niet melden van het vertrek naar en het verblijf in Suriname en het feit dat de woon- en/of verblijfplaats niet kon worden vastgesteld, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat [B.V.] . ingevolge artikel 89, eerste lid, van de Wet WIA op goede gronden de WIA-uitkering tijdelijk geheel heeft geweigerd.
3. Appellante bestrijdt in hoger beroep dat zij haar informatieplicht heeft geschonden. Appellante heeft destijds met [B.V.] . een arbeidsovereenkomst getekend. [B.V.] . werd en wordt vertegenwoordigd door de ex-echtgenoot van appellante omdat deze middellijk bestuurder, directeur en grootaandeelhouder van [B.V.] . is. [B.V.] . was, via de ex-echtgenoot, op de hoogte van haar vertrek naar het buitenland. Bovendien heeft zij voor haar vertrek met [B.V.] . hierover gecorrespondeerd, maar zij heeft van [B.V.] . daarover nooit bericht ontvangen. Voorts oefent [B.V.] ., als eigenrisicodrager, in deze, een publiekrechtelijke bevoegdheid uit. De door [B.V.] . genomen maatregel dient dan ook te voldoen aan de bestuursrechtelijke normen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.