ECLI:NL:CRVB:2016:2454
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank over de verlaging van de WW-uitkering wegens onvoldoende sollicitaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 9 december 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn uitkering met 25% verlaagde vanwege onvoldoende sollicitaties. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad onderschrijft dit oordeel. De Raad oordeelt dat de opgelegde maatregel geen bijzondere omstandigheden met zich meebrengt en dat er geen sprake is van een onevenredige zware financiële last voor de appellant. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de maatregel proportioneel is en in lijn met de wetgeving. Het verzoek van de appellant om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente wordt afgewezen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.