ECLI:NL:CRVB:2016:2450
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en de verkorting van de loonsanctie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die als productiemedewerkster werkte, had zich ziek gemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Ze had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had haar aanvraag afgewezen en een loonsanctie opgelegd aan haar werkgever. Appellante was het niet eens met deze besluiten en heeft hoger beroep ingesteld. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe informatie was die de eerdere conclusies over de belastbaarheid van appellante kon ondermijnen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de loonsanctie terecht was verkort, en de Raad onderschreef dit oordeel. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.