ECLI:NL:CRVB:2016:2418

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
27 juni 2016
Zaaknummer
14-3669 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet Wajong na zeer late indiening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, geboren op 4 september 1956, had op 26 april 2013 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen adequate beoordeling van de belastbaarheid van de appellant rond zijn 17e en 18e levensjaar mogelijk was door gebrek aan objectieve medische gegevens. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De appellant heeft in hoger beroep betoogd dat hij lijdt aan een autismespectrumstoornis en reuma, en dat deze diagnoses zijn vastgesteld. Hij heeft documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling. Het Uwv heeft echter verzocht om de eerdere uitspraak te bevestigen, waarbij zij aanvoerden dat door de zeer late aanvraag, 40 jaar na de gestelde arbeidsongeschiktheid, het risico bij de appellant ligt dat medische gegevens uit die tijd niet meer achterhaald kunnen worden. De Raad heeft deze redenering gevolgd en geconcludeerd dat het Uwv de aanvraag terecht heeft afgewezen.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant het risico heeft genomen dat zijn gezondheidstoestand niet meer goed kan worden vastgesteld door het tijdsverloop. De medische informatie die door de appellant is ingediend, beschrijft zijn huidige situatie en biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. De Raad heeft daarom het hoger beroep van de appellant afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/3669 WWAJ
Datum uitspraak: 24 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
17 juni 2014, 13/9508 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. P.H.W. Spoelstra, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer. Het onderzoek ter zitting is geschorst om te trachten meer gegevens te achterhalen over de medische situatie van appellant op de datum in geding.
Het Uwv heeft het medisch dossier van commando Dienstencentra van 8 december 2015 en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 januari 2016 overgelegd.
Partijen hebben toestemming verleend voor afdoening van de zaak zonder nadere zitting.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Appellant, geboren op 4 september 1956, heeft op 26 april 2013 een aanvraag op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een verzekeringsarts van het Uwv geconcludeerd dat er geen adequate beoordeling van de belastbaarheid van appellant rond het 17e en 18e levensjaar mogelijk is wegens gebrek aan objectieve medische gegevens. Het Uwv heeft vervolgens de aanvraag van appellant bij besluit van 17 juni 2013 afgewezen. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 25 oktober 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de diagnoses autismespectrumstoornis en reuma bij hem zijn vastgesteld. Appellant heeft al zijn leven lang last van de autismespectrumstoornis. In het verslag van het diagnostisch onderzoek van Centrum Autisme Rivierduinen van 2 november 2011 wordt dit bevestigd. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft appellant brieven van Centrum Autisme Rivierduinen van 31 juli 2014 en 26 november 2014 overgelegd.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.
Zoals uiteen is gezet in de uitspraak van de Raad van 8 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1111, dient, omdat appellant is geboren in 1956, hoewel hij zijn aanvraag na 1 januari 2010 heeft ingediend, de beoordeling van zijn aanspraken plaats te vinden aan de hand van het bepaalde in de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW).
4.1.2.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de AAW, zoals deze bepaling destijds luidde, is arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, hij die ten gevolge van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk buiten staat is om met arbeid, die voor zijn krachten en bekwaamheden is berekend en die met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep hem in billijkheid kan worden opgedragen, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht of op een naburige soortgelijke plaats, te verdienen, hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen, van dezelfde soort en soortgelijke opleiding, op zodanige plaats met arbeid gewoonlijk verdienen.
4.1.3.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de AAW heeft recht op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering de verzekerde, die op de dag, waarop hij 17 jaar wordt, arbeidsongeschikt is, zodra hij onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt is geweest, indien hij na afloop van deze periode nog arbeidsongeschikt is.
4.2.
Zoals door de rechtbank met juistheid is overwogen, kan beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid met betrekking tot een datum in een ver verleden problematisch zijn. Als dit het gevolg is van een zeer late aanvraag of zeer laat verzoek van een betrokkene, dan kan het het Uwv niet aangerekend worden dat de gebruikelijke wijze van onderzoek niet kan worden gehandhaafd. Het ligt dan in de risicosfeer van de aanvrager dat zijn gezondheidstoestand op een tijdstip of gedurende een periode in een ver verleden niet meer goed vast te stellen is. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 23 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2568. Een zodanige situatie is in dit geval aan de orde, nu appellant eerst 40 jaar na zijn 17e levensjaar een aanvraag om een Wajong-uitkering heeft ingediend.
4.3.
Met de zeer laattijdige aanvraag, 40 jaar na de gestelde arbeidsongeschiktheid, heeft appellant het risico genomen dat medische gegevens uit die tijd niet meer achterhaald kunnen worden, en het niet meer mogelijk is de beperkingen en de mate van arbeidsongeschiktheid met juistheid vast te stellen. Het Uwv heeft in het verweerschrift aangevoerd dat door hem niet is ontkend dat bij appellant een autismespectrumstoornis is vastgesteld. Het gaat erom dat door het tijdsverloop niet meer is vast te stellen welke beperkingen bij appellant als gevolg van die aandoening aanwezig waren rond het 17e en 18e levensjaar. De rechtbank heeft die redenering terecht gevolgd. De rechtbank heeft daarom met juistheid overwogen dat het Uwv de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet Wajong terecht heeft afgewezen. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, onder overlegging van brieven van Centrum Autisme Rivierduinen van 31 juli 2014 en 26 november 2014, geeft geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Het Uwv wijst er in zijn verweerschrift terecht op dat uit de door appellant in het geding gebrachte medische informatie niet kan worden afgeleid welke beperkingen hij als gevolg van de vastgestelde diagnose had op zijn 17e verjaardag. Het Uwv merkt verder terecht op dat de medische informatie die in het dossier aanwezig is, de huidige medische situatie van appellant beschrijft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt in zijn rapport van 7 januari 2016 gemotiveerd op dat de informatie omtrent de militaire dienst van appellant wel duidt op een zekere kwetsbaarheid, maar niet zodanig is dat de conclusie kan worden getrokken dat sprake was van arbeidsongeschiktheid op de 17e of 18e verjaardag. Er is geen aanleiding deze conclusie niet te volgen.
4.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
L.H.J. van Haarlem als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2016.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) L.H.J. van Haarlem

UM