ECLI:NL:CRVB:2016:2399
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WW-uitkering wegens verblijf buiten Nederland en detentie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellant. Appellant, die als beveiliger werkzaam was, had zijn vergunning verloren en was in Suriname in detentie geraakt. De Raad oordeelde dat de uitsluitingsgronden van artikel 19 van de Werkloosheidswet (WW) van toepassing waren. Appellant had een aanvraag voor een WW-uitkering ingediend, maar het Uwv had deze geweigerd op basis van het feit dat hij buiten Nederland verbleef en dat hij rechtens van zijn vrijheid was ontnomen. De Raad bevestigde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn verblijf in Suriname verband hield met vakantie, en dat zijn detentie ook een uitsluitingsgrond vormde. De rechtbank had het beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad volgde deze lijn. De Raad concludeerde dat er geen recht op WW-uitkering bestond en dat het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de uitsluitingsgronden in de WW en de noodzaak voor aanvragers om hun situatie duidelijk te onderbouwen.