ECLI:NL:CRVB:2016:2382
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing en ontslag van een leerkracht bij de Almeerse Scholen Groep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een leerkracht, appellante, tegen de Almeerse Scholen Groep (ASG) betreffende een schorsing en een voorgenomen ontslag. Appellante was sinds 1 augustus 2000 in dienst als leerkracht en meldde zich op 30 maart 2009 ziek. Na een periode van re-integratie en een voorgenomen ontslag op basis van ziekte, werd de ontslagprocedure stopgezet. Echter, op 22 april 2014 maakte de ASG bekend dat zij appellante om gewichtige redenen wilde ontslaan, waarbij een impasse in de arbeidsverhouding werd genoemd. De ASG besloot appellante op 10 juli 2014 te schorsen, met ingang van 20 augustus 2014, omdat de re-integratie niet succesvol was verlopen. Appellante ging in beroep tegen de schorsing en het ontslag, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep werd de zaak opnieuw beoordeeld door de Centrale Raad van Beroep. De Raad oordeelde dat de ASG voldoende gronden had voor de schorsing en dat deze niet onevenredig lang had geduurd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de schorsing en het ontslag in redelijkheid waren genomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging bij schorsingen en ontslagen in het onderwijs.