ECLI:NL:CRVB:2016:2347
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de hoogte van het dagloon voor ziekengeld op basis van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die op 23 december 2014 het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante, die op 5 oktober 2012 in dienst trad en op 20 december 2012 wegens ziekte uitviel, kreeg met ingang van 7 oktober 2013 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uwv stelde het dagloon vast op € 19,16, waartegen appellante bezwaar maakte. Het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot de aangevallen uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 juni 2016 de zaak behandeld. Appellante voerde aan dat de uitkering gerelateerd moet worden aan het werkelijk verdiende loon en dat het Dagloonbesluit in haar geval niet correct was toegepast. De rechtbank had vastgesteld dat de referteperiode liep van 5 oktober 2012 tot en met 31 oktober 2012, en dat de werkgeefster aangiftetijdvakken van een maand hanteerde. Appellante stelde dat het aangiftetijdvak herleid moest worden tot één maand, maar de Raad oordeelde dat de toepassing van het Dagloonbesluit correct was en dat er geen grond was om af te wijken van de bepalingen van dit besluit.
De Raad bevestigde dat het dagloon van appellante correct was vastgesteld op basis van de loonaangifte van de werkgeefster en dat er geen onredelijke effecten waren die aanleiding gaven tot een andere conclusie. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 juni 2016.