ECLI:NL:CRVB:2016:2345
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na neurologische en psychische klachten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich ziek had gemeld met neurologische en psychische klachten. Appellant was werkzaam als bouwopruimer en ontving van 6 mei 2013 tot 5 augustus 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 18 juli 2013 meldde hij zich ziek. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde op 28 januari 2014 dat appellant per 30 januari 2014 niet langer recht had op een ZW-uitkering. Appellant maakte bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de rechtbank te gemakkelijk voorbijging aan de ernst van zijn klachten en dat er nader onderzoek nodig was. De rechtbank had echter overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de klachten van appellant adequaat hadden beoordeeld. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren en dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een deskundige. De Raad oordeelde dat appellant, ondanks zijn psychische en lichamelijke klachten, in staat was om zijn werk als bouwopruimer te verrichten. De uitspraak werd gedaan op 22 juni 2016.