ECLI:NL:CRVB:2016:2333
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om kwijtschelding studieschuld op basis van bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.H.A. Brauer, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om kwijtschelding van zijn studieschuld door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij de minister het verzoek tot kwijtschelding had afgewezen op basis van het beleid dat alleen in specifieke, ernstige situaties kwijtschelding kan worden verleend.
De appellant stelde dat hij onder de categorie van debiteuren viel die ernstig geestelijk gehandicapt zijn, en dat de rechtbank het bestreden besluit had moeten vernietigen wegens onzorgvuldige voorbereiding. De Raad oordeelde echter dat de minister terecht had geconcludeerd dat de situatie van de appellant niet voldeed aan de criteria voor kwijtschelding zoals vastgelegd in de Wet studiefinanciering 2000. De Raad bevestigde dat de appellant gebruik kan maken van de mogelijkheid tot draagkrachtmeting en dat hij sinds 2002 niet heeft hoeven aflossen.
De Raad concludeerde dat de omstandigheden van de appellant niet zodanig bijzonder waren dat afwijking van het beleid gerechtvaardigd was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.