ECLI:NL:CRVB:2016:2320

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juni 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
15/5769 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van LFNP-functie en de toepassing van de Regeling en transponeringstabel in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de toekenning van een LFNP-functie aan een ambtenaar, die eerder werkzaam was als rechercheur/coach. De korpschef van politie had op 16 december 2013 besloten om de ambtenaar over te plaatsen naar de LFNP-functie van Senior Tactische Opsporing, maar dit besluit werd in een eerdere uitspraak door de rechtbank vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de korpschef zijn besluitvorming ten onrechte had gebaseerd op de Regeling en de transponeringstabel, die niet van toepassing waren op de onderhavige procedure. De rechtbank verklaarde het beroep van de ambtenaar gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.

In hoger beroep heeft de korpschef betoogd dat de rechtbank ten onrechte oordeelde dat hij de Regeling en de transponeringstabel niet analoog had mogen toepassen. De Raad overweegt dat de Regeling en de transponeringstabel als grondslag voor besluitvorming mogen dienen, mits de ambtenaar kan aantonen dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied. De Raad concludeert dat de ambtenaar niet heeft aangetoond dat de toekenning van de LFNP-functie onhoudbaar is. De Raad oordeelt dat de korpschef terecht de LFNP-functie van Senior Tactische Opsporing heeft toegekend en dat de rechtbank het bestreden besluit ten onrechte heeft vernietigd. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de ambtenaar ongegrond.

Uitspraak

15/5769 AW, 15/7923 AW
Datum uitspraak: 16 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
23 juli 2015, 14/2465 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (korpschef)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Namens de korpschef heeft mr. F.A.M. Bot hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, advocaat, incidenteel hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft zijn zienswijze omtrent het incidenteel ingestelde hoger beroep naar voren gebracht.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de van toepassing zijnde regelgeving betreffende deze hoger beroepen verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
Betrokkene was tot de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) werkzaam als rechercheur/coach bij de (voormalige) politieregio [regio] . Per
1 augustus 2012 was betrokkene werkzaam als Expert A bij de districtsrecherche Heerlen van voornoemde politieregio.
1.3.
De uitgangspositie van betrokkene voor de omzetting naar het LFNP is vastgesteld op de functie van rechercheur/coach, met als referentiefunctiebeschrijving Senior Tactische Recherche.
1.4.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van betrokkene besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Senior Tactische Opsporing, met als vakgebied tactische opsporing, gewaardeerd in salarisschaal 8 (overgangsbesluit). Daarnaast is in dit besluit vastgesteld dat er na 31 december 2011 een formele wijziging is geweest, bestaande uit de benoeming van betrokkene met ingang van 1 augustus 2012 in de functie van Expert A, met als referentiefunctiebeschrijving Expert A, gewaardeerd in salarisschaal 9. Als gevolg van die formele wijziging wordt de aan betrokkene toegekende LFNP-functie met ingang van 1 augustus 2012 gewijzigd in de LFNP-functie van Operationeel Specialist A, met als vakgebied Operationeel Specialismen, inzetbaar op Tactische Opsporing, gewaardeerd in salarisschaal 9 (wijzigingsbesluit).
1.5.
Bij besluit van 28 juli 2014 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van
16 december 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen over de vergoeding van proceskosten en griffierecht - het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven. De rechtbank heeft vooropgesteld dat het aan haar voorgelegde geschil betrekking heeft op het wijzigingsbesluit. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het de korpschef niet vrij staat om de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013,
nr. 13141 (Regeling) en de transponeringstabel (TPT) analoog van toepassing te achten op wijzigingsbesluiten. Nu de Regeling en de TPT niet op de onderhavige procedure van toepassing zijn, geldt niet het toetsingskader zoals geformuleerd in de onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015. Er moet worden aangeknoopt bij de vaste rechtspraak van de Raad inzake de inpassing van functies in een ander functiehuis. Aangezien de korpschef zijn besluitvorming ten onrechte heeft gebaseerd op de Regeling en de TPT en in het bestreden besluit inhoudelijk geen aandacht heeft besteed aan de (onderbouwing en de juistheid van de) omzetting van de functie van betrokkene naar een functie uit het LFNP, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het bestreden besluit lijdt aan een gebrek en voor vernietiging in aanmerking komt. Nu niet is gebleken dat de inpassing van de korpsfunctie van betrokkene in de LFNP-functie van Operationeel Specialist A onhoudbaar is, heeft de rechtbank echter aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten.
3.1.
Het hoger beroep van de korpschef is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de korpschef zijn besluitvorming ten onrechte heeft gebaseerd op de Regeling en de TPT en in het bestreden besluit inhoudelijk geen aandacht heeft besteed aan de (onderbouwing en de juistheid van de) omzetting van de functie van betrokkene naar een functie uit het LFNP, zodat het bestreden besluit in zoverre lijdt aan een gebrek.
3.2.
Het incidenteel hoger beroep van betrokkene strekt er, samengevat, toe te betogen dat het wijzigingsbesluit onhoudbaar is, nu de korpschef betrokkene ten onrechte de LFNP-functie van Operationeel Specialist A heeft toegekend in plaats van de LFNP-functie van Operationeel Specialist B. Volgens betrokkene - die in dit kader heeft verwezen naar de functiebeschrijvingen van deze beide functies - bevestigen de werkzaamheden die hem feitelijk zijn opgedragen dat hij in zijn functie van Expert A functioneert op het niveau van Operationeel Specialist B.
4. De hoger beroepen lenen zich voor gezamenlijke beoordeling. De Raad overweegt in dat kader het volgende.
4.1.
Vooropgesteld wordt dat de Raad in zijn onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er aan de inhoud of wijze van totstandkoming van de Regeling zodanige ernstige feilen kleven dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten en dat de in de bijlage bij de Regeling opgenomen TPT, hoewel deze het karakter van een algemeen verbindend voorschrift ontbeert, als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde, waarbij de korpschef in beginsel mag volstaan met een verwijzing daarnaar. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende.
4.2.
Met verwijzing naar zijn uitspraken van 19 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4098, en 21 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1525, stelt de Raad voorts voorop dat de wetgever in materiële zin er expliciet voor heeft gekozen om de werking van de Regeling te beperken tot korpsfuncties uitgeoefend tot en met 31 december 2011. De Regeling heeft geen betrekking op korpsfuncties die zijn verworven vanaf 1 januari 2012. Voor het wijzigen van de uitgangspositie voor korpsfuncties die vanaf 1 januari 2012 zijn verworven, was op grond van de Regeling geen plaats. Ook kon voor deze functies geen functieonderhoud meer worden aangevraagd. Dit betekent dat de korpschef bij het besluit van 16 december 2013 terecht en in overeenstemming met de uitgangspositie van betrokkene - de functie van rechercheur/coach, met als referentiefunctiebeschrijving Senior Tactische Recherche - heeft vastgesteld dat betrokkene met ingang van 1 januari 2012 is overgegaan naar de LFNP-functie van Senior Tactische Opsporing, met als vakgebied tactische opsporing, gewaardeerd in salarisschaal 8. Dat betrokkene bij het besluit van 16 december 2013, als gevolg van de met ingang van
1 augustus 2012 verworven korpsfunctie van Expert A, met als referentiefunctiebeschrijving Expert A (salarisschaal 9), met ingang van die datum is overgegaan naar de LFNP-functie van Operationeel Specialist A, met als vakgebied Operationeel Specialismen, inzetbaar op Tactische Opsporing (salarisschaal 9), is het gevolg van de beslissing van de korpschef om de Regeling en de TPT analoog toe te passen.
4.3.
Betrokkene heeft zich op zichzelf niet verzet tegen de analoge toepassing in zijn geval, resulterend in een wijzigingsbesluit per 1 augustus 2012. Betrokkene is echter van opvatting dat de korpschef bij het nemen van het wijzigingsbesluit ook rekening had moeten houden met zijn feitelijke werkzaamheden, die volgens hem verschillen van de werkzaamheden die behoren tot de LFNP-functie van Operationeel Specialist A en die volgens hem tot toekenning van de LFNP-functie van Operationeel Specialist B (salarisschaal 10) hadden moeten leiden. De Raad deelt die opvatting niet. Daar waar de geldende regelgeving zelfs met formele wijzigingen vanaf 1 januari 2012 geen rekening houdt, is er geen grond de korpschef gehouden te achten om daarnaast ook vermeende verschillen als hiervoor vermeld in zijn besluitvorming mee te nemen (vergelijk de reeds genoemde uitspraak van de Raad van
19 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4098). De stelling van betrokkene dat hij feitelijk de werkzaamheden behorende bij de functie van Operationeel Specialist B verrichtte kan dan ook niet slagen. Betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat de matching in zijn geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins een onhoudbaar resultaat kent. Zoals hiervoor - onder 4.1 - al is overwogen, is de enkele stelling dat een andere uitkomst van de matching ook verdedigbaar zou zijn geweest niet voldoende voor die conclusie.
4.4.
Het betoog van betrokkene dat zijn beroep op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Regeling ten onrechte is verworpen, slaagt evenmin. De korpschef heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door betrokkene naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie in de zin van deze bepaling.
4.5.
Ter voorlichting van partijen, en met name naar aanleiding van het hoger beroep van de korpschef, merkt de Raad ten slotte nog op dat hij in zijn uitspraak van 21 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:260, heeft geoordeeld dat de korpschef de Regeling en de TPT analoog heeft mogen toepassen op aanstellingen of wijzigingen in een korpsfunctie vanaf
1 januari 2012.
4.6.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.5 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep van de korpschef slaagt en het incidenteel hoger beroep van betrokkene niet. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 28 juli 2014 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2016.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) P.W.J. Hospel

IJ