ECLI:NL:CRVB:2015:4098

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
15-3796 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functiewijziging en toepassing van de Regeling vaststelling LFNP

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, de korpschef van politie, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die het beroep tegen een bestreden besluit gegrond had verklaard. Dit bestreden besluit betrof de toekenning van een LFNP-functie aan de betrokkene, die eerder was aangesteld als Allround Politiemedewerker. De Raad oordeelde dat de appellant terecht had vastgesteld dat de betrokkene met ingang van 1 januari 2012 was overgegaan naar de LFNP-functie van [naam functie A], en dat de wijziging naar de LFNP-functie van [functie C] per 1 maart 2012 geen wijziging van de uitgangspositie betekende. De Raad concludeerde dat de Regeling en de transponeringstabel analoog waren toegepast en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er een gewijzigde uitgangspositie was vastgesteld. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep ongegrond, waarmee het nadere besluit van de appellant ook voor vernietiging in aanmerking kwam. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Regeling vaststelling LFNP en de voorwaarden voor functiewijzigingen binnen de politieorganisatie.

Uitspraak

15/3796 AW, 15/6313 AW
Datum uitspraak: 19 november 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 april 2015, 14/3544 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft J.J. Eigenraam een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 10 september 2015 een nieuwe beslissing op bezwaar (nadere besluit) genomen.
Betrokkene heeft tegen dit nadere besluit beroep ingesteld.
Partijen hebben nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2015. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door Eigenraam. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. N.E. Bensoussan, mr. F.A.M. Bot en R.M.M. Paulssen.

OVERWEGINGEN

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Daartoe is een stelsel van (uiteindelijk) 92 functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per functie. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) en is vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, nr. 13079). Voor een uiteenzetting over de onderscheiden stappen in het kader van de invoering van het LFNP alsmede een weergave van de toepasselijke regelgeving verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663.
1.2.
De uitgangspositie van betrokkene voor de omzetting naar het LFNP is vastgesteld op de functie van Allround Politiemedewerker, salarisschaal 7.
1.3.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft appellant ten aanzien van betrokkene een besluit genomen tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van [naam functie A], met als vakgebied [vakgebied] en als Werkterrein [werkterrein 1], gewaardeerd in salarisschaal 7. Verder is in dit besluit vastgesteld dat er na 31 december 2011 een formele wijziging is geweest, bestaande uit de aanstelling van betrokkene met ingang van 1 maart 2012 in de functie van [functie B], gewaardeerd in salarisschaal 9. Als gevolg van die formele wijziging wordt de aan betrokkene toegekende LFNP-functie met ingang van 1 maart 2012 gewijzigd in de LFNP-functie van [functie C], met als vakgebied [vakgebeid] en als werkterrein [werkterrein 2], gewaardeerd in salarisschaal 9 (wijzigingsbesluit).
1.4.
Bij besluit van 30 april 2014 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar tegen het wijzigingsbesluit ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft aan haar oordeel, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Betrokkene is bij besluit van
17 april 2012 bevorderd naar de functie van [functie B]. In het besluit staat niet vermeld dat deze functie ook heeft te gelden als uitgangspositie in het kader van het LFNP. Dit terwijl appellant ter zitting heeft verklaard dat een dergelijke vermelding in de meeste aanstellingsbesluiten juist wel is opgenomen. Voor betrokkene was het niet kenbaar dat met het besluit van 17 april 2012 ook bedoeld werd om een gewijzigde uitgangspositie vast te stellen. De gewijzigde uitgangspositie van betrokkene per 1 maart 2012 is dan ook voor het eerst vastgesteld in het primaire besluit van 16 december 2013. Betrokkene heeft gronden aangevoerd tegen zijn gewijzigde uitgangspositie. Appellant is hier in het bestreden besluit niet dan wel onvoldoende gemotiveerd op ingegaan.
3. Bij het nadere besluit heeft appellant het bezwaar tegen het wijzigingsbesluit wederom ongegrond verklaard.
4. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep naar voren hebben gebracht tot de volgende beoordeling.
4.1.
Nu met het nadere besluit niet geheel aan het bezwaar van betrokkene is tegemoetgekomen, strekt het geding in hoger beroep zich, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, mede uit tot dit besluit.
De aangevallen uitspraak
4.2.
Appellant kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat voor betrokkene bij het besluit van 16 december 2013 een gewijzigde uitgangspositie is vastgesteld. Appellant heeft hiertoe, samengevat, het volgende aangevoerd. Betrokkene is met ingang van 1 maart 2012 aangesteld in de korpsfunctie van [functie B]. Wijziging van de uitgangspositie en het aanvragen van functieonderhoud was toen, gelet op de Regeling overgang naar een LFNP functie (Regeling), niet meer mogelijk. Nu appellant op grond van de op 31 mei 2013 in werking getreden Regeling vaststelling LFNP wel verplicht is gebruik te maken van LFNP-functies bij de inrichting van zijn organisatie en in de Regeling niet is beschreven op welke manier een omzetting van een vanaf 1 januari 2012 verworven korpsfunctie plaatsvindt, heeft appellant aansluiting gezocht bij de wel geregelde gevallen door de Regeling en de transponeringstabel (TPT) analoog toe te passen. Betrokkene bestrijdt niet dat, als moet worden uitgegaan van de korpsfunctie van [functie B], op juiste wijze is gematcht. Betrokkene betwist dat deze korpsfunctie voor hem zou moeten gelden gezien zijn feitelijke werkzaamheden. Volgens appellant kon dit hem echter niet baten, omdat de analoge toepassing van de Regeling en TPT alleen betrekking heeft op formele wijzigingen, dat wil zeggen aanstellingen in een (andere) korpsfunctie.
4.3.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder r, van de Regeling wordt verstaan onder uitgangspositie: de functie en in samenhang daarmee de functiebeschrijving en de extra werkzaamheden, bijzondere situaties, afspraken, of specifieke werkzaamheden van een ambtenaar op enig moment vanaf 31 december 2009 tot en met 31 december 2011, zoals vastgelegd in een besluit.
4.4.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling ontvangt de ambtenaar een besluit waarin zijn uitgangspositie(s) is of zijn vastgelegd. In het tweede lid is bepaald dat de ambtenaar een aanvullend besluit uitgangspositie ontvangt waarin - indien van toepassing - de specifieke werkzaamheden zijn vastgelegd op de peildatum 31 december 2011. In het derde lid is bepaald dat, zodra de ambtenaar functieonderhoud aanvraagt op basis van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp), voor die ambtenaar de uitgangspositie(s) die voorafgaat of voorafgaan aan de werkzaamheden waarvoor functieonderhoud wordt aangevraagd, van rechtswege komt te vervallen.
4.5.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de Regeling is voor de toekenning van een
LFNP-functie van de ambtenaar bepalend een uitgangspositie van de ambtenaar vanaf
31 december 2009 tot en met 31 december 2011 en de transponeringstabel. In het derde lid is bepaald dat voor de overgang naar een LFNP-functie van de ambtenaar bepalend is de uitgangspositie van de ambtenaar op 31 december 2011 en de transponeringstabel. In het vierde lid is bepaald dat, indien de toepassing van het tweede of derde lid in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie, het bevoegd gezag na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie kan afwijken van het tweede en derde lid.
4.6.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Trfp diende een aanvraag tot functieonderhoud uiterlijk op 23 mei 2011 te worden ingediend.
4.7.
De Raad stelt op grond van de onder 4.3 tot en met 4.6 genoemde bepalingen vast dat de wetgever in materiële zin er expliciet voor heeft gekozen om de werking van de Regeling te beperken tot korpsfuncties uitgeoefend tot en met 31 december 2011. De Regeling heeft geen betrekking op korpsfuncties die zijn verworven vanaf 1 januari 2012. Voor het wijzigen van de uitgangspositie voor korpsfuncties die vanaf 1 januari 2012 zijn verworven, was op grond van de Regeling geen plaats. Ook kon voor deze functies geen functieonderhoud meer worden aangevraagd. Dit betekent dat appellant bij het besluit van 16 december 2013 terecht en in overeenstemming met de uitgangspositie van betrokkene - de functie van Allround Politiemedewerker (salarisschaal 7) - heeft vastgesteld dat betrokkene, met ingang van
1 januari 2012 is overgegaan naar de LFNP-functie van [naam functie A], met als vakgebied [vakgebied] en als Werkterrein [vakgebied] (salarisschaal 7). Dat betrokkene bij het besluit van
16 december 2013, als gevolg van de met ingang van 1 maart 2012 verworven korpsfunctie van [functie B] (salarisschaal 9), met ingang van die datum is overgegaan naar de LFNP-functie van [functie C], met als vakgebied [werkterrein 2] en als werkterrein [werkterrein 2] (salarisschaal 9), houdt, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, dan ook geen wijziging in van de uitgangspositie als bedoeld in de Regeling, maar is het gevolg van de beslissing van appellant om de Regeling en de TPT analoog toe te passen.
4.8.
Betrokkene heeft gesteld dat appellant er bij het wijzigingsbesluit ten onrechte aan voorbij is gegaan dat hij al sinds 1 februari 2011 - tot 1 maart 2012 in het kader van een werkervaringsplaats en vanaf 1 maart 2012 in het kader van het aanstellingsbesluit van
17 april 2012 - feitelijk de functie van Adviseur integrale beveiliging verrichtte. Hij meent dat appellant met die feitelijke werkzaamheden rekening had moeten houden en hem met toepassing van de hardheidsclausule van artikel 5, vierde lid, van de Regeling de
LFNP-functie van Bedrijfsvoeringspecialist B (salarisschaal 10) had moeten toekennen. Volgens betrokkene is immers sprake van onbillijkheden van overwegende aard dan wel van een bijzondere situatie. Betrokkene heeft in dat verband ook gewezen op de brief van
27 november 2014 die betrokkene in het kader van de reorganisatie van de nationale politie heeft ontvangen. In die brief is vermeld dat betrokkene naar verwachting wordt geplaatst bij Staf, Veiligheid, Integriteit en Klachten, team Veiligheid, Integriteit en Klachten van de Landelijke Eenheid en dat, omdat zijn LFNP-functie daar niet terugkeert, hem naar verwachting de functie van Bedrijfsvoeringspecialist B, salarisschaal 10, wordt toegekend.
4.9.
De Raad stelt vast dat de analoge toepassing van de Regeling en de TPT betrekking heeft op de gevallen waarbij een formele wijziging van de korpsfunctie vanaf 1 januari 2012 heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft zich op zichzelf niet verzet tegen de analoge toepassing in zijn geval, resulterend in de wijziging per 1 maart 2012 van de LFNP-functie van [naam functie A] (salarisschaal 7) in de LFNP-functie van [functie C]
(salarisschaal 9). Betrokkene is van opvatting dat de korpschef bij het nemen van het wijzigingsbesluit ook rekening had moeten houden met zijn feitelijke werkzaamheden, die volgens hem verschillen van de werkzaamheden die behoren tot de LFNP-functie van [functie C] en die volgens hem tot toekenning van de LFNP-functie van Bedrijfsvoeringspecialist B (salarisschaal 10) hadden moeten leiden. De Raad deelt die opvatting niet. Daar waar de geldende regelgeving zelfs met formele wijzigingen vanaf
1 januari 2012 geen rekening houdt, is er geen grond de korpschef gehouden te achten om daarnaast ook vermeende verschillen als hiervoor vermeld in zijn besluitvorming mee te nemen. De stelling van betrokkene dat hij al sinds 1 februari 2011 feitelijk als Adviseur integrale beveiliging werkzaam is en appellant toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule, kan dan ook niet slagen. Voor toepassing van de hardheidsclausule is te minder reden, nu betrokkene geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 17 april 2012, waarbij hij met ingang van 1 maart 2012 als [functie B] (salarisschaal 9) is aangesteld. Dat betrokkene in het kader van de reorganisatie van de nationale politie naar verwachting de LFNP-functie van Bedrijfsvoeringspecialist B zal worden toegekend, leidt niet tot een ander oordeel.
4.10.
Uit 4.2 tot en met 4.9 volgt dat het hoger beroep van appellant slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad zal, doende wat de rechtbank zou behoren te doen, het beroep alsnog ongegrond verklaren.
Het nadere besluit4.11. Uit 4.10 volgt dat aan het nadere besluit de grondslag komt te ontvallen, zodat dit voor vernietiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt het besluit van 10 september 2015.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en E.J.M. Heijs en
M.C.D. Embregts als leden, in tegenwoordigheid van C. Moustaïne als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 november 2015.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) C. Moustaïne

HD