ECLI:NL:CRVB:2016:2208

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
15-4701 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een bezwaar van appellante tegen besluiten van het Zorgkantoor, waarbij het persoonsgebonden budget voor de jaren 2012 en 2013 op nihil is vastgesteld en een bedrag van € 15.918,82 is teruggevorderd. Appellante heeft op 10 juni 2013 bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar dit bezwaar is door het Zorgkantoor op 12 februari 2014 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellante niet tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is. Appellante voerde aan dat haar psychische gesteldheid haar verhinderde om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. De Raad oordeelde echter dat de omstandigheid dat de post niet tijdig is doorgezonden door haar wettelijk vertegenwoordiger voor rekening en risico van appellante komt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de gevolgen van termijnoverschrijding in het bestuursrecht, evenals de verantwoordelijkheden van appellanten en hun vertegenwoordigers in dergelijke procedures.

Uitspraak

15/4701 AWBZ
Datum uitspraak: 15 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 26 mei 2015, 14/935 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
CZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D.M. Penn, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2016. Appellante is niet verschenen. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.A.M. Clijsen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluiten van 12 en 19 april 2013 heeft het Zorgkantoor het voor de jaren 2012 en 2013 aan appellante verleende persoonsgebonden budget vastgesteld op nihil en een bedrag van in totaal € 15.918,82 van appellante teruggevorderd.
1.2.
Bij brief van 10 juni 2013, door het Zorgkantoor ontvangen op 12 juni 2013, heeft appellante bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 12 en 19 april 2013.
1.3.
Bij besluit van 12 februari 2014 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar van appellante tegen de besluiten van 12 en 19 april 2013 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Appellante heeft niet binnen de termijn van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bezwaar gemaakt en er is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het Zorgkantoor de besluiten van 12 en 19 april 2013 in overeenstemming met artikel 3:41, eerste lid, van de Awb aan appellante bekend heeft gemaakt en dat de bezwaartermijn van zes weken op 10 juni 2013 was verstreken. Er zijn volgens de rechtbank geen omstandigheden aanwezig op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellante heeft aangevoerd dat zij in verband met haar psychische gesteldheid buiten staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen en/of zorg te dragen voor een adequate voorziening daarvoor.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij voor het wettelijk kader verwijst naar de aangevallen uitspraak.
4.1.
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift buiten de hiervoor geldende termijn is ingediend.
4.2.
In wat appellante heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Daarbij is van belang dat appellante op 22 februari 2013 aan het Zorgkantoor een wijziging van haar correspondentieadres heeft doorgegeven. Appellante heeft hierbij vermeld dat [naam] , woonachtig op dit nieuwe correspondentieadres, haar wettelijk vertegenwoordiger/zaakwaarnemer is. De besluiten van 12 en 19 april 2013 zijn vervolgens door het Zorgkantoor aan het adres van [naam] verzonden. De omstandigheid dat [naam] heeft nagelaten om de post aan appellante door te sturen dan wel tijdig
een - desnoods summier - bezwaarschrift in te dienen, komt voor rekening en risico van appellante.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, als voorzitter en D.S. de Vries en
J.P.A. Boersma als leden, in tegenwoordigheid van D. van Wijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2016.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) D. van Wijk
JvC