ECLI:NL:CRVB:2012:BY3300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van inhoudingen op pensioen door de Sociale verzekeringsbank in verband met bestuursrechtelijke premies en beslaglegging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De appellant, die een pensioen ontvangt op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een bedrag van € 132,35 per maand in te houden op zijn pensioen. Deze inhouding was het gevolg van een dwangbevel dat was uitgevaardigd door het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) ter invordering van een bestuurlijke boete van € 306,12, alsook kosten die daarmee verband hielden. De Svb heeft in het kader van het beslag de juiste betalingsbeslissing genomen en is wettelijk verplicht om de ziektekostenpremie in te houden.
De appellant heeft betoogd dat de Svb zich niet aan de geldende wettelijke rekenvoorschriften houdt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Svb en de bestuursrechter niet bevoegd zijn om de omvang en de geldigheid van het beslag te beoordelen, maar enkel of de Svb binnen het kader van het beslag de juiste betalingsbeslissing heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb dit inderdaad heeft gedaan en dat de inhoudingen rechtmatig zijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de Svb gehouden is de bestuursrechtelijke premie in te houden, ook al is het uit te betalen bedrag lager dan de door de deurwaarder vastgestelde beslagvrije voet. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de wettelijke verplichtingen van de Svb in het kader van beslaglegging en inhoudingen op pensioen.