ECLI:NL:CRVB:2016:2185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering op basis van verzekeringsstatus echtgenoot
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot op 21 november 2012. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvragen afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW en ook niet onder de Marokkaanse wettelijke regelingen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellante haar beroep op de hardheidsclausule van artikel 24 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746). De Raad bevestigde echter het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de echtgenoot van appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor verzekering onder de ANW. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en verwees naar eerdere uitspraken ter ondersteuning van zijn beslissing. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten en bevestigde de aangevallen uitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van de verzekeringsstatus van de overledene in het kader van de ANW en de toepassing van de hardheidsclausule, die in dit geval niet van toepassing werd geacht. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.