ECLI:NL:CRVB:2009:BJ8327

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/5410 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van verzekeringsstatus van de echtgenoot

In deze zaak gaat het om de weigering van een nabestaandenuitkering aan appellante, die in Marokko woont. Haar echtgenoot, die op het moment van overlijden op 25 februari 2006 ook in Marokko woonde, ontving een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellante diende op 26 april 2006 een aanvraag in voor een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) wees deze aanvraag af, omdat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de ANW op het moment van zijn overlijden. Dit besluit werd in een later bezwaar bevestigd.

Appellante voerde aan dat de regeling in strijd was met artikel 65 van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Marokko, en dat haar echtgenoot onvoldoende was geïnformeerd over de mogelijkheid van vrijwillige verzekering. In hoger beroep werd ook een beroep gedaan op de hardheidsclausule van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999. Appellante benadrukte de moeilijke omstandigheden waarin zij zich bevond, met zes kinderen waarvan twee ziek en drie studerend.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de Svb niet kon afwijken van de dwingendrechtelijke bepalingen van de wet, ondanks de moeilijke situatie van appellante. Het beroep op de hardheidsclausule werd verworpen, omdat dit niet relevant was voor de huidige procedure. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de beslissing van de Svb te herzien en dat de aangevallen uitspraak in stand kon blijven.

Uitspraak

08/5410 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 juli 2008, 07/485 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 17 september 2009
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. F. Ben-Saddek, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2009. Namens appellante is verschenen mr. M. el Idrissi, kantoorgenoot van mr. Ben-Saddek, voornoemd. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot, geboren in 1922, was ten tijde van zijn overlijden op 25 februari 2006 eveneens woonachtig in Marokko. De echtgenoot van appellante ontving tot zijn overlijden een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2. Bij brief van 26 april 2006 heeft appellante een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3. Bij besluit van 15 november 2006 heeft de Svb de aanvraag om een nabestaandenuitkering afgewezen omdat de echtgenoot van appellante niet voor de ANW verzekerd was op het moment van overlijden.
1.4. Bij besluit op bezwaar van 22 december 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 november 2006 ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de ANW en ook niet ingevolge de Marokkaanse wettelijke regelingen. Evenmin is gebleken van deelname aan de vrijwillige verzekering.
2. In beroep is namens appellante naar voren gebracht dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 65 van de Associatieovereenkomst EG en Marokko omdat de regeling zoals opgenomen in de artikelen 63a en 63b van de ANW discriminatoir van aard is. Voorts is aangevoerd dat de echtgenoot van appellante destijds onvoldoende is geïnformeerd omtrent de mogelijkheid tot vrijwillige verzekering.
2.1. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en het in het bestreden besluit ingenomen standpunt van de Svb onderschreven. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 23 februari 2007 (LJN AZ9241) heeft de rechtbank het beroep op het gestelde gebrek aan informatie omtrent de vrijwillige verzekering niet gehonoreerd. Ook het beroep op artikel 65 van de Associatieovereenkomst EG en Marokko (hierna: Associatieovereenkomst) heeft de rechtbank onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 9 december 2005 (LJN AU8520) verworpen.
Voorts is de rechtbank niet gebleken van zodanige bijzondere omstandigheden die de Svb zouden nopen van de dwingendrechtelijke bepalingen af te wijken.
3. In hoger beroep is namens appellante aangevoerd dat de rechtbank het beroep op bijzondere omstandigheden, welk beroep gekwalificeerd dient te worden als een beroep op de hardheidsclausule zoals geformuleerd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), onvoldoende in haar besluitvorming heeft betrokken.Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellante ook een beroep gedaan op de in artikel 24 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (hierna: KB 746) neergelegde hardheidsclausule. In dit verband heeft de gemachtigde nogmaals gewezen op de bijzondere omstandigheden waarin appellante zich bevindt. Zij heeft zes kinderen te onderhouden, van wie er twee ziek zijn en drie studeren. Zij kan haar gezin niet onderhouden nu na het overlijden van haar echtgenoot alle inkomsten zijn weggevallen. Door de weigering een nabestaandenuitkering toe te kennen wordt appellante aan haar lot overgelaten.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Voor zover tussen partijen de verzekeringspositie van de echtgenoot van appellante nog een punt van geschil is, verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank heeft overwogen in de aangevallen uitspraak. Ook overigens kan de Raad zich verenigen met het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Aan het beroep op het in artikel 65 van de Associatieovereenkomst neergelegde discriminatieverbod gaat de Raad voorbij nu dit in het geheel niet is onderbouwd. Niet is aangegeven in vergelijking met wie appellant ongelijk wordt behandeld en waaruit die ongelijke behandeling bestaat.
Hoewel de Raad zich de moeilijke situatie waarin appellante zich bevindt kan voorstellen, is hij evenals de rechtbank van oordeel, dat genoemde omstandigheden niet tot een gehoudenheid van de Svb kunnen leiden om appellante in weerwil van de dwingendrechtelijke wettelijke bepalingen een nabestaandenuitkering toe te kennen. Het beroep op artikel 4:84 van de Awb wordt door de Raad verworpen, nu dit artikel betrekking heeft op de toepassing van beleidsregels, hetgeen in casu niet aan de orde is. Het verzoek gedaan ter zitting van de Raad om toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 24 van KB 746 valt naar het oordeel van de Raad buiten de omvang van dit geding. Het bestreden besluit heeft geen betrekking op dit verzoek, zodat in deze procedure geen oordeel omtrent de eventuele toepassing van de hardheidsclausule kan worden gegeven. Dienaangaande overweegt de Raad echter ten overvloede dat artikel 24 van KB 746 aan de Svb de bevoegdheid geeft in gevallen van kennelijke hardheid af te wijken van de in KB 746 gestelde regels met betrekking tot uitbreiding en beperking van de kring van verzekerden volksverzekeringen. Deze bevoegdheid geldt niet om af te wijken van de hoofdregels van de wet waar het gaat om de verzekering hier te lande.
4.2. Het vorenstaande leidt ertoe dat de aangevallen uitspraak in stand kan blijven.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2009.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
NK