ECLI:NL:CRVB:2016:2142
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van persoonsgebonden budget wegens niet-naleving verplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.M. Holmes, had een indicatie voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en ontving een persoonsgebonden budget (pgb). Het Zorgkantoor, CZ Zorgkantoor B.V., heeft echter de verlening van het pgb over 2012 en 2013 ingetrokken, omdat de appellant niet voldeed aan de verplichtingen om het pgb te verantwoorden. Dit leidde tot een besluit van het Zorgkantoor om geen pgb meer toe te kennen aan de appellant, wat door de rechtbank als ongegrond werd verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De Raad bevestigde dat de appellant niet had voldaan aan de bij de verstrekking van een eerder verleend pgb opgelegde verplichtingen, wat het Zorgkantoor verplichtte om de verlening van het pgb te weigeren op basis van artikel 2.6.4 van de Regeling subsidies AWBZ. De Raad oordeelde dat er geen ruimte was voor een belangenafweging in deze situatie, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Zorgkantoor het pgb mocht weigeren.
De Raad heeft het hoger beroep van de appellant verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.J. Schaap als voorzitter, en D.S. de Vries en J.P.A. Boersma als leden, in aanwezigheid van griffier L.L. van den IJssel.