In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de weigering van het CIZ om appellante een indicatie voor Ondersteunende begeleiding te verlenen. Appellante had eerder een indicatie ontvangen, maar het CIZ verklaarde haar bezwaar ongegrond. De Raad oordeelde dat appellante op basis van medische adviezen recht had op Ondersteunende begeleiding voor de periode van 20 februari 2009 tot 1 januari 2010. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en verleende zelf de indicatie. Daarnaast werd er schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, die meer dan vier jaar had geduurd. De Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden met drie jaar en bijna drie maanden, wat leidde tot een schadevergoeding van € 3.500,-. Ook werd CIZ veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan appellante.