ECLI:NL:CRVB:2016:2079
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verlaging bijstandsuitkering wegens onvoldoende medewerking aan re-integratietraject
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het beroep tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug ongegrond werd verklaard. Appellant, die sinds 1 mei 2012 een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, heeft deelgenomen aan een re-integratietraject. Het dagelijks bestuur heeft zijn uitkering verlaagd omdat appellant onvoldoende meewerkte aan de noodzakelijke werkstage. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellant in de periode van zijn werkstage niet de vereiste motivatie toonde en dat dit leidde tot een verlaging van zijn uitkering. De Raad heeft echter ook geconstateerd dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid, omdat de werkstagebegeleider de beslissing om de werkstage niet voort te zetten nam, en niet appellant zelf. De Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de eerdere uitspraak vernietigd en het bestreden besluit herroepen, waarbij de verlaging van de bijstand is vastgesteld op 100% gedurende één maand. Tevens is het dagelijks bestuur veroordeeld in de kosten van appellant.