ECLI:NL:CRVB:2016:2064
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om wraking van rechter na uitspraak in hoger beroep
In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 februari 2013. De behandeling van het hoger beroep vond plaats op 29 april 2014, geleid door mr. J.P.M. Zeijen. Op 10 juni 2014 werd uitspraak gedaan. Verzoeker heeft op 15 maart 2016 een verzoek tot wraking ingediend van mr. Zeijen, met de stelling dat de uitspraak onbegrijpelijk was en dat mr. Zeijen vooringenomen zou zijn geweest. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beslissing op 26 mei 2016 vastgesteld dat het verzoek om wraking niet in behandeling kan worden genomen, omdat dit verzoek is ingediend na de uitspraak. De wet staat geen wraking toe nadat een uitspraak is gedaan. De wrakingskamer heeft op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht en de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges besloten het verzoek niet in behandeling te nemen, waardoor een inhoudelijke beoordeling van de wrakingsgronden niet plaatsvond.