In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv inzake zijn Wajong-uitkering. Appellant, geboren in 1985, had eerder een Wajong-uitkering ontvangen, maar deze was in 2005 ingetrokken omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 25% was vastgesteld. In 2010 diende appellant opnieuw een aanvraag in voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv werd afgewezen. Appellant stelde dat zijn beperkingen onvoldoende waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en verzocht om een deskundige te benoemen. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat de arbeidsdeskundige niet voldoende had gemotiveerd hoe de begeleiding van appellant, die meer begeleiding nodig heeft dan anderen, kon worden gerealiseerd zonder de inzet van een jobcoach. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep gegrond en droeg het Uwv op een nieuw besluit te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.