1.4.Het bestreden besluit berust op het standpunt dat er geen noodzaak is voor verstrekking van een scootmobiel, omdat verzoekster voor de korte afstanden gebruik kan maken van de fiets, al dan niet met trapondersteuning, en voor de wat langere afstanden van het openbaar vervoer. Het college baseert dit standpunt op een advies van de medisch adviseur
M. Diepeveen, verbonden aan SCIO, van 4 oktober 2013. Deze heeft vastgesteld dat bij verzoekster sprake is van een – deels moeilijk objectiveerbare – aandoening van het botspierweefsel en bindweefsel in de beengewrichten. Hierdoor zijn er beperkingen in de mobiliteit die deels geobjectiveerd kunnen worden. Verzoekster wordt in staat geacht
30 minuten achter elkaar te kunnen lopen zonder gebruik van loophulpmiddelen, om de fiets te gebruiken, eventueel met trapondersteuning, en om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Omdat meest waarschijnlijk sprake is van een moeilijk objectiveerbare aandoening, is het voor verzoekster mogelijk een revalidatietraject te volgen ter afname van de
beperkingen. In het huidige stadium een individuele vervoersvoorziening toekennen kan een sterk antirevaliderend effect hebben.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de vraag of de beperkingen van verzoekster voldoende medische grondslag bieden voor toekenning van een scootmobiel onbeantwoord kan blijven, omdat de in de gemeente [woonplaats] aanwezige vervoersvoorzieningen haar vervoersbehoefte voldoende compenseren. Zij heeft in dit verband gewezen op de mogelijkheid om gebruik te maken van de zogeheten Bijbus. Dat daarmee niet een vergeten boodschap kan worden gedaan is onvoldoende om toekenning van een scootmobiel te rechtvaardigen nu daarvoor een online bestelling kan worden gedaan, of gebruik kan worden gemaakt van een boodschappenservice. Verzoekster zou ook een bromfiets kunnen aanschaffen en daarvoor zo nodig een beroep kunnen doen op de bijzondere bijstand.
3. Verzoekster heeft in hoger beroep aangevoerd dat het onderzoek van SCIO niet zorgvuldig is geweest omdat geen lichamelijk onderzoek is verricht. Dat zij 30 minuten achtereen zou kunnen lopen is niet met enig medisch document onderbouwd. Een scootmobiel geeft minder irritaties aan de knie dan een (elektrische) fiets. Dr. F.J. van der Giesen en dr. N. Riyazi, internist/reumatoloog, hebben op 13 augustus 2015 verklaard dat haar pijnklachten en vermoeidheid verklaard worden door de diagnose fibromyalgie. Voor revalidatie zal zij een intensief programma moeten volgen. De locatie daarvan is slecht bereikbaar. Het openbaar vervoer is te belastend voor haar en de Bijbus rijdt er niet naar toe. De Bijbus is ongeschikt om boodschappen mee te doen en rijdt slechts tot 5 kilometer buiten de gemeentegrenzen. Ook is de Bijbus ongeschikt om sociale contacten te kunnen onderhouden. De boodschappenservice is te duur voor verzoekster zodat zij daar geen gebruik van kan maken. Voor bijzondere bijstand komt zij niet in aanmerking omdat haar inkomen net boven de daarvoor geldende inkomensgrens ligt. Verzoekster heeft in vervolg op de zitting van
19 oktober 2015 een verklaring van 22 oktober 2015 van Van der Giesen en
dr. A.A. Schouffoer, reumatoloog, beiden verbonden aan het HagaZiekenhuis in Den Haag, ingezonden dat het voor haar op basis van haar klachten op medische/energetische gronden niet mogelijk is met het openbaar te reizen naar de revalidatielocatie Ciran in Den Haag. Het gebruik van de regiotaxi tussen haar huisadres en deze locatie is passend bij haar energetische belastbaarheid, werkt niet antirevaliderend en is daarom niet gecontra-indiceerd.
4. Het college heeft in hoger beroep – naar aanleiding van en in vervolg op de zitting van
19 oktober 2015 – geconcludeerd dat verzoekster gezien de door haar ingezonden verklaring van het HagaZiekenhuis in aanmerking moet komen voor een vervoersvoorziening naar de revalidatielocatie. Het college is bereid om daarvoor het gebruik van de regiotaxi heen en terug toe te kennen voor de duur van de revalidatie, met dien verstande dat het college aan appellante € 5,62 per retour in rekening zal brengen. Dit bedrag is gelijk aan de kosten van het openbaar vervoer voor dit traject. De kosten van het openbaar vervoer wordt men geacht ook te kunnen opbrengen bij een inkomen op het sociaal minimum. Het college heeft zijn in het bestreden besluit neergelegde standpunt voor het overige gehandhaafd.
5. Verzoekster heeft als voorlopige voorziening schorsing van de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit en toekenning van een scootmobiel gevorderd.
6. De Raad komt tot de volgende beoordeling.