ECLI:NL:CRVB:2016:1963
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van Nederlandse socialezekerheidswetgeving op Belgische werkneemster met werkzaamheden in Nederland en België
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepasselijkheid van de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op een Belgische werkneemster, appellante, die zowel in Nederland als in België werkzaam is. Appellante had in 2012 aangegeven dat zij tussen de 10 en 20% van haar tijd voor haar werkgever in België werkte, terwijl de rest van de tijd in Nederland werd gewerkt. De Raad oordeelde dat de Nederlandse wetgeving van toepassing is, omdat appellante niet voldeed aan de grens van 25% van de werkzaamheden in België, zoals vereist door de Verordening (EG) nr. 883/2004. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellante niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de gemachtigde van appellante niet correct was gemachtigd. De Raad concludeerde dat de Svb terecht had vastgesteld dat appellante onder de Nederlandse socialezekerheidswetgeving viel, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, maar wel voor een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Staat der Nederlanden werd veroordeeld tot betaling van € 500,- aan appellante.