Uitspraak
OVERWEGINGEN
14/4548 WWB)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de intrekking van bijstand aan appellante, die sinds 1984 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking vond plaats na een onderzoek naar vermogen in het buitenland, waarbij appellante niet had gemeld dat zij onroerende zaken in Turkije bezat. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch had de bijstand ingetrokken op basis van bevindingen van een pilot gericht op bijstandsgerechtigden met een Turkse nationaliteit. De Raad oordeelde dat het college niet voldoende gewichtige redenen had om een onderscheid te maken op basis van nationaliteit, wat in strijd is met het discriminatieverbod zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit van het college, maar liet de rechtsgevolgen van de intrekking van de bijstand in stand. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.