ECLI:NL:CRVB:2016:1832
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om doorstroming van appellant wegens onvoldoende verwachte geschiktheid voor de functie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de korpschef van politie. Appellant, werkzaam sinds november 2009 in de functie van [naam functie A], verzocht om doorstroming naar de functie van [naam functie B]. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen op basis van het oordeel dat appellant niet de verwachte geschiktheid voor de functie van [naam functie B] heeft aangetoond. De korpschef stelde dat appellant in zijn functioneren onvoldoende heeft laten zien dat hij het voortouw heeft genomen in zijn werkzaamheden, collega’s heeft aangestuurd en verantwoordelijkheden heeft genomen in het organiseren en coördineren van taken. De Raad oordeelde dat de korpschef in redelijkheid tot dit negatieve oordeel kon komen, en dat de maatstaf die werd aangelegd om de geschiktheid te beoordelen niet onjuist of te zwaar was. Appellant had aangevoerd dat de korpschef een onjuiste maatstaf had aangelegd, maar de Raad verwierp deze beroepsgrond. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder aanleiding voor proceskostenvergoeding.