ECLI:NL:CRVB:2016:1687
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering en aflossingscapaciteit bij gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellant, die samen met zijn ex-echtgenote en kinderen in dezelfde woning woont. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die oordeelde dat het inkomen van de ex-echtgenote moest worden meegeteld bij de berekening van de aflossingscapaciteit. De rechtbank had vastgesteld dat appellant en zijn ex-echtgenote ten tijde van belang niet duurzaam gescheiden leefden, wat betekent dat hun gezamenlijke huishouding van invloed was op de aflossingscapaciteit. De Raad bevestigt deze bevindingen en oordeelt dat het Uwv terecht het inkomen van de ex-echtgenote heeft betrokken bij de vaststelling van de aflossingscapaciteit van appellant. De Raad wijst erop dat appellant geen omstandigheden heeft aangevoerd die erop wijzen dat hij duurzaam gescheiden leefde van zijn ex-echtgenote. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.