ECLI:NL:CRVB:2016:1644

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 april 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
13/5005 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WAO-uitkering en medisch onderzoek naar beperkingen op hand- en vingergebruik

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de WAO-uitkering. De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd, met name ten aanzien van de beperkingen op hand- en vingergebruik. In een eerdere tussenuitspraak van 14 augustus 2015 had de Raad al geconstateerd dat er geen beperkingen waren aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voor repetitieve handelingen en het werken met toetsenbord en muis. Dit gebrek in de motivering van de beslissing op bezwaar werd onvoldoende onderbouwd door de verzekeringsarts.

Na de tussenuitspraak heeft het Uwv aanvullende rapporten ingediend, waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep de eerder geconstateerde tekortkomingen heeft hersteld. De Raad heeft de nieuwe rapporten beoordeeld en geconcludeerd dat de beperkingen ten aanzien van hand- en vingergebruik nu afdoende zijn gemotiveerd. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens de geschiktheid van de functies voor appellant beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de geselecteerde functies geen grote kracht vereisen en dus geschikt zijn voor appellant.

De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, omdat het Uwv het geconstateerde gebrek had hersteld. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.232,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

13/5005 WAO
Datum uitspraak: 29 april 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
30 juli 2013, 13/433 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 14 augustus 2015 een tussenuitspraak gedaan, ECLI:NL:CRVB:2015:2872.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingezonden.
Mr. J.A.C. van Etten, advocaat, heeft hierop de zienswijze van appellant naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108 van de Awb, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting.
Vervolgens heeft de Raad het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
De Raad verwijst naar zijn tussenuitspraak van 14 augustus 2015 voor een uiteenzetting van de feiten waarvan hij uitgaat bij zijn oordeelsvorming. Hieraan voegt de Raad het volgende toe.
1.2.
Bij de tussenuitspraak heeft de Raad overwogen dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest ten aanzien van de beperkingen op hand- en vingergebruik, gelet op de e-mail van de verzekeringsarts van 9 januari 2015 waarin staat vermeld dat per abuis geen beperkingen zijn aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) ten aanzien van de items 4.3.8 (repetitieve handelingen) en 4.6 (werken met toetsenbord en muis). Hierdoor is de beslissing op bezwaar van 21 december 2012 (bestreden besluit) onvoldoende gemotiveerd. Voorts is de exacte betekenis van de door de verzekeringsarts gebruikte termen “bovennormale” en “hoogfrequente” belasting voor repetitieve vingerbewegingen onvoldoende gemotiveerd. Ook is de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten aanzien van de in de geselecteerde functies voorkomende kenmerkende belasting voor fijnmotorische bewegingen van de handen, in combinatie met een kenmerkende belasting op repetitieve handelingen en, bij sommige functies voorkomende, kenmerkende belasting op handelingstempo, niet congruent met de opvatting van de verzekeringsarts in de e-mail van
9 januari 2015. De Raad heeft het Uwv daarom opgedragen het geconstateerde gebrek te herstellen door verduidelijking van de medische grondslag ten aanzien van de beperkingen op hand- en vingergebruik, waarbij de termen “hoogfrequent” en “bovennormaal” nader dienen te worden ingevuld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zal vervolgens, op grond van de hiertoe aanpaste FML, de geschiktheid van de te selecteren functies voor appellant moeten motiveren.
1.3.
Bij rapport van 22 oktober 2015 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep te kennen gegeven dat met “bovennormale”en “hoogfrequente” belasting voor repetitieve vingerbewegingen wordt bedoeld dat hand- en vingergebruik op zich niet beperkt is in specifieke functies of grepen, maar dat het langdurig en herhaaldelijk veel kracht moeten uitoefenen met hand en vingers niet mogelijk is. Hij heeft de FML op 27 oktober 2015 aangepast door bij 4.3.8 een beperking aan te nemen ten aanzien van repetitieve
hand-/vingerbewegingen, indien daarbij grote kracht wordt uitgeoefend of pulserend wordt gestoten en bij 4.6 een lichte beperking aan te nemen tot ongeveer 4 uren per dag werken met toetsenbord en muis. Met het rapport van 22 oktober 2015 zijn de beperkingen ten aanzien van hand- en vingergebruik afdoende gemotiveerd.
1.4.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens, op grond van de aangepaste FML van 27 oktober 2015, de geschiktheid voor appellant van de drie voorgehouden functies van printmonteur, pizzalijn-medewerker topping en tuinmedewerker/steksteker beoordeeld. Bij rapport van 29 oktober 2015 heeft hij toegelicht dat in deze functies geen sprake is van het uitoefenen van grote kracht en/of pulserend stoten van handen/vingers, noch van langdurige en herhaaldelijk veel kracht uitoefenen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij rapport van 22 oktober 2015 te kennen gegeven dat deze functies geschikt zijn voor appellant omdat hierbij wel langdurig met handen en vingers wordt gewerkt, maar de daarbij op te brengen grijp- en knijpkracht zeer beperkt is. De motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is, bezien in het licht van de onder 1.3 vermelde conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de door hem aangepaste FML, overtuigend. De beperking van appellant is gelegen in het herhaaldelijk en langdurig veel kracht uitoefenen met handen en vingers. Voor zover in de geselecteerde functies sprake is van het voortdurend verrichten van fijnmotorische handelingen is hierbij in slechts beperkte mate knijp- en grijpkracht nodig.
1.5.
Gelet op tussenuitspraak van de Raad dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Nu met de nadere rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het geconstateerde gebrek is hersteld, is er aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Het hoger beroep slaagt dan ook in zoverre, dat de aangevallen uitspraak wordt vernietigd, evenals het bestreden besluit, doch onder de bepaling dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven.
1.6.
Er is aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze worden begroot op een bedrag van € 1.240,- wegens in hoger beroep verleende rechtsbijstand en op een bedrag van € 992,- wegens verleende rechtsbijstand in beroep, in totaal € 2.232,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- vernietigt het besluit van 21 december 2012;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 21 december 2012 volledig in stand
blijven;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van in totaal € 2.232,-;
- bepaalt dat het Uwv de door appellant betaalde griffierechten ad € 160,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter en E. Dijt en G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2016.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) R.L. Rijnen

MO