ECLI:NL:CRVB:2016:1607

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
14/5563 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om buitengewoon verlof en dwangsom bij de Minister van Defensie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die werkzaam was bij het Korps Mariniers, tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellant had op 27 mei 2013 een verzoek ingediend bij de Minister van Defensie om per 1 september 2013 buitengewoon (onbetaald) verlof op te nemen voor studie. Dit verzoek werd op 2 september 2013 ingewilligd. Echter, appellant maakte op 14 oktober 2013 bezwaar tegen dit besluit, omdat hij vond dat de minister niet tijdig had beslist op zijn bezwaarschrift. Op 9 december 2013 stelde appellant de minister in gebreke, waarna de minister op 10 december 2013 alsnog een besluit nam op het bezwaarschrift.

De rechtbank Overijssel verklaarde het beroep van appellant gegrond en vernietigde het besluit van 10 december 2013, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij zich beperkte tot de stelling dat de minister een dwangsom verschuldigd was omdat er niet tijdig op zijn bezwaarschrift was beslist.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de minister op 10 december 2013 een besluit had genomen, en dat dit besluit een dag na de ingebrekestelling was genomen. Hierdoor was er geen sprake van een te laat genomen besluit en was de minister geen dwangsom verschuldigd. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

14/5563 AW
Datum uitspraak: 14 april 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
20 augustus 2014, 14/877 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Defensie (minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft drs. J.H. ten Voorde hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2016. Voor appellant is verschenen drs. Ten Voorde. De minister is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was werkzaam bij het Korps Mariniers. Bij rekest van 27 mei 2013 heeft hij de minister verzocht hem toe te staan ten behoeve van studie per 1 september 2013 buitengewoon (onbetaald) verlof op te nemen.
1.2.
Bij besluit van 2 september 2013 heeft de minister het verzoek van appellant ingewilligd.
1.3.
Bij brief van 14 oktober 2013 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van
2 september 2013.
1.4.
Bij brief van 9 december 2013 heeft appellant de minister in gebreke gesteld, omdat de minister niet tijdig op het bezwaarschrift van 14 oktober 2013 heeft beslist.
1.5.
Bij besluit van 10 december 2013 heeft de minister beslist op het bezwaarschrift van
14 oktober 2013.
2. Bij de aangevallen uitspraak, voor zover van belang, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van 10 december 2013 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
3. Appellant heeft zijn hoger beroep ter zitting van de Raad beperkt tot de stelling dat er niet tijdig op zijn bezwaarschrift van 14 oktober 2013 is beslist en dat de minister daarom een dwangsom verschuldigd is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad stelt vast dat de minister op 10 december 2013 een besluit heeft genomen op het bezwaarschrift van appellant van 14 oktober 2013. Nu de minister dit besluit heeft genomen een dag na de ingebrekestelling van 9 december 2013, is van een te laat genomen besluit geen sprake en is de minister geen dwangsom verschuldigd.
4.2.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman als voorzitter en J.N.A. Bootsma en
J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2016.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) M.S. Spek

HD