1.5.Bij besluit van 26 september 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 4 april 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de gedingstukken een toereikende grondslag bieden voor het standpunt dat sprake was van een gefingeerd dienstverband tussen appellant en [naam werkgever] en dat appellant tijdens dit dienstverband, dat van 16 januari 2012 tot en met 15 juli 2012 zou hebben geduurd, niet daadwerkelijk werkzaamheden voor [naam werkgever] heeft verricht. De twee opeenvolgende directeuren van het bedrijf, [Y.] en [X.], zijn niet bekend met een dienstverband met appellant. Voorts heeft appellant niet duidelijk kunnen maken met welk verhaal hij potentiële klanten voor
[naam werkgever] benaderde, was er geen enkel informatiemateriaal over het product (het aanbieden van medische behandelingen in combinatie met verblijf in Turkije), had appellant een vrij hoog salaris zonder dat targets waren afgesproken en heeft hij geen informatie kunnen geven over de personen die hij zou hebben benaderd voor [naam werkgever]. Uit de door appellant overgelegde medische gegevens blijkt niet dat hij ten tijde van het afleggen van zijn verklaringen daartoe geestelijk niet in staat was. Onder deze omstandigheden verschuift de bewijslast dat hij wel een dienstverband had met [naam werkgever] naar appellant. Uit de in beroep door appellant overgelegde arbeidsovereenkomst en loonstroken kan echter niet worden opgemaakt dat hij werkzaamheden heeft verricht en bovendien kan worden getwijfeld aan de juistheid van de overgelegde stukken.
3. In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij wel een arbeidsovereenkomst met
[naam werkgever] had. De rechtbank heeft de bewijslast ten onrechte van het Uwv naar appellant verschoven en heeft daarbij een onjuiste maatstaf gehanteerd. De verschuiving van de bewijslast is voornamelijk gebaseerd op de verklaringen van [X.] en [Y.], die echter zowel in onderlinge samenhang als innerlijk tegenstrijdig zijn. Het niet (volledig) verrichten van werkzaamheden staat niet in de weg aan de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst. Voor een gefingeerd dienstverband is een bepaalde mate van samenwerking tussen werkgever en werknemer vereist, waarvan geen sprake is geweest. De rechtbank heeft niet gemotiveerd waarom geen acht geslagen behoefde te worden op de verklaringen van andere werknemers van [naam werkgever] die het Uwv niet heeft verstrekt, maar waarmee de onjuistheid van de verklaringen van [X.] en [Y.] kan worden aangetoond. Ten onrechte heeft de rechtbank geen rekening gehouden met de door appellant aangevoerde omstandigheden dat hij wel heeft gewerkt, zoals zijn verklaring dat een en ander in de Turkse cultuur anders verloopt dan in de Nederlandse, en is de rechtbank voorbijgegaan aan het aanbod van appellant om nadere bescheiden te overleggen. Uit de door appellant ingebrachte medische stukken zou blijken dat hij door geheugen- en concentratieproblemen niet in staat was om volledige verklaringen over zijn werkzaamheden af te leggen.
4. Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.