ECLI:NL:CRVB:2016:1420
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake zorgindicatie en uitvoering tussenuitspraak door CIZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een zorgindicatie die door het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) was afgegeven. De Raad had eerder, op 4 november 2015, een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het CIZ niet voldoende had gemotiveerd waarom fysiotherapie niet zou bijdragen aan het verbeteren van de mobiliteit van appellante, die te maken had met verhoogde valneiging en verminderde mobiliteit. Het CIZ had ter uitvoering van deze tussenuitspraak een advies van de medisch adviseur ingezonden, maar de Raad oordeelde dat dit advies nog steeds niet voldeed aan de eisen van de tussenuitspraak. De medisch adviseur had niet gemotiveerd op welke wijze fysiotherapie zou kunnen bijdragen aan de verbetering van de situatie van appellante.
De Raad heeft vastgesteld dat het CIZ geen juiste uitvoering heeft gegeven aan de tussenuitspraak en dat de gebreken in het bestreden besluit niet zijn hersteld. De Raad heeft daarom de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. Tevens heeft de Raad zelf in de zaak voorzien en bepaald dat appellante in de periode van 28 november 2012 tot 15 januari 2015 was aangewezen op een indicatie voor de functie Begeleiding Individueel (BI), klasse 3. De Raad heeft ook bepaald dat CIZ de proceskosten van appellante moet vergoeden, die zijn begroot op € 2.232,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.