In deze zaak heeft appellante, geboren in 1958, een nabestaandenuitkering aangevraagd op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot op 6 december 2012. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de aanvraag afgewezen, omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat appellante niet arbeidsongeschikt was. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb handhaafde haar besluit. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond, maar appellante ging in hoger beroep.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat er twijfels zijn over de juistheid van de medische onderzoeken van het Uwv. Zij verwees naar rapporten van haar behandelend psycholoog en arts, die een depressieve stoornis vaststelden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. De Raad stelde vast dat de Svb onvoldoende rekening had gehouden met de bevindingen van de behandelend sector, die wezen op psychische beperkingen bij appellante.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het besluit van de Svb, en oordeelde dat er een nieuwe medische beoordeling moest plaatsvinden. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.488,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de toekenning van uitkeringen.