ECLI:NL:CRVB:2016:1304
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verschuldigdheid van bestuursrechtelijke premie in het kader van zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de verschuldigdheid van een bestuursrechtelijke premie door betrokkene aan het Zorginstituut Nederland, dat optreedt als rechtsopvolger van het College voor zorgverzekeringen. De Raad oordeelt dat er geen beroep bij de bestuursrechter openstaat tegen de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie, maar dat een eindafrekening wel door de bestuursrechter kan worden beoordeeld. De Raad stelt vast dat de eindafrekening moet worden opgesteld op basis van de datum waarop betrokkene feitelijk is afgemeld als wanbetaler, in dit geval 1 januari 2013. De rechtbank had eerder geoordeeld dat betrokkene recht had op terugbetaling van een bedrag van € 185,69, maar de Raad vernietigt deze uitspraak en bepaalt dat het terug te betalen bedrag € 640,48 bedraagt, onder aftrek van reeds ontvangen betalingen. De Raad concludeert dat de rechtbank zich ten onrechte bevoegd heeft geacht om te oordelen over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie in december 2012, en verklaart de rechtbank in zoverre onbevoegd.