In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de hoger beroepen van appellant tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De uitspraak betreft de proceskostenvergoeding en de schending van de redelijke termijn. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank ’s-Gravenhage en heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft vastgesteld dat de behandeling van de zaken langer heeft geduurd dan toegestaan, en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding. De Raad heeft de proceskosten van appellant vastgesteld op € 12.044,22, en de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn op € 3.000,-. De uitspraak is gedaan op 8 april 2016.