ECLI:NL:CRVB:2016:1268
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting en onduidelijkheid over woningbezit in Thailand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving sinds 30 augustus 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De situatie van de appellant werd onder de loep genomen na een melding dat hij een woning in Thailand bezat. De sociale recherche voerde een onderzoek uit, waaruit bleek dat de appellant mogelijk zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van zijn betrokkenheid bij de woning in Thailand. Het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort besloot de bijstand van de appellant in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij geen woning in Thailand bezat. De Raad stelde vast dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand. De Raad oordeelde dat het aan de appellant was om aan te tonen dat hij recht had op bijstand, wat hij niet had gedaan. De Raad bevestigde ook dat de rechtbank niet had gereageerd op het verzoek van de appellant om heropening van het onderzoek, maar dat dit geen grond voor vernietiging van de uitspraak opleverde. De Raad veroordeelde het college in de proceskosten van de appellant in hoger beroep.