ECLI:NL:CRVB:2016:1251
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand huurtoeslag en voorliggende voorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor huurtoeslag. De Belastingdienst had eerder de huurtoeslag voor 2013 vastgesteld op € 2.392,-, maar later gewijzigd naar € 0,- omdat een medebewoner niet rechtmatig in Nederland verbleef. De aanvraag voor bijzondere bijstand werd door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk afgewezen, omdat de WWB een voorliggende voorziening bood die als passend werd beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat volgens de WWB geen recht op bijstand bestaat als er een voorliggende voorziening is die toereikend en passend is. Appellante betoogde dat de Wet op de huurtoeslag (Wht) in haar geval geen passende voorziening was, maar de Raad oordeelde dat de Wht in beginsel als een toereikende voorziening moet worden beschouwd. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat er sprake was van een acute noodsituatie die bijstand noodzakelijk maakte. De financiële situatie van appellante, hoewel zorgwekkend, voldeed niet aan de criteria voor het verlenen van bijzondere bijstand. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag voor bijzondere bijstand af.