Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 22 november 2013 ongegrond, voor zover bij dat besluit is beslist op het bezwaar tegen het besluit van 16 juli 2013.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een WW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Betrokkene ontving vanaf 29 oktober 2012 een WW-uitkering, maar deze werd op 10 juni 2013 beëindigd omdat hij recht had op een Ziektewet-uitkering. Deze ZW-uitkering werd op 28 juni 2013 beëindigd omdat betrokkene weer geschikt werd geacht voor arbeid. Betrokkene heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar heeft later een WW-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen op de grond dat betrokkene niet beschikbaar was voor arbeid.
Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen dit besluit gegrond verklaard, maar het Uwv heeft in hoger beroep volgehouden dat betrokkene per 28 juni 2013 geen recht had op een WW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat betrokkene door zijn houding en gedrag ondubbelzinnig heeft aangegeven zich niet beschikbaar te stellen voor arbeid. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
De Raad benadrukt dat de beoordeling van de beschikbaarheid voor arbeid niet afhankelijk is van de vraag of betrokkene iets te verwijten valt, maar dat het gaat om de feitelijke situatie waarin betrokkene zich bevond. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene in de periode van 28 juni 2013 tot oktober 2013 geen verifieerbare sollicitatie-activiteiten heeft aangetoond en dat zijn verklaringen over zijn arbeidsongeschiktheid niet in overeenstemming waren met de feiten. De uitspraak van de Raad bevestigt de noodzaak voor het Uwv om ondubbelzinnig vast te stellen dat een werknemer zich niet beschikbaar stelt voor de arbeidsmarkt.