Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 944,-;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 454,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de WW-uitkering van betrokkene door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Appellant heeft de WW-uitkering van betrokkene herzien vanwege teveel genoten vakantiedagen en het verrichten van werkzaamheden. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit deels vernietigd, waarbij de boete op 10% van het terugvorderingsbedrag werd vastgesteld. Het hoger beroep richtte zich op de vraag of betrokkene in de periode van 1 maart 2010 tot en met 3 oktober 2010 beschikbaar was om arbeid te aanvaarden, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de Werkloosheidswet (WW). De Raad oordeelde dat appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat betrokkene niet beschikbaar was voor de arbeidsmarkt. Betrokkene had gedurende deze periode oppaswerkzaamheden verricht, maar dit leidde niet tot een niet-beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde appellant in de proceskosten van betrokkene, die werden begroot op € 944,-. Tevens werd een griffierecht van € 454,- opgelegd.