4.3.Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep tegen aangevallen uitspraak 1 niet slaagt en dat deze uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4.4.1.Artikel 8:3 van de CAR/UWO luidt:
1. Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend wegens opheffing van zijn functie of wegens verandering in de inrichting van het dienstonderdeel waarbij hij werkzaam is of van andere dienstonderdelen, dan wel wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten. Ontslag op grond van dit artikel wordt eervol verleend.
2. Ontslag op grond van dit artikel kan ook gedeeltelijk worden verleend.
3. Op grond van dit artikel wordt, individuele gevallen uitgezonderd, ontslag verleend ingevolge een vooraf vastgesteld plan.
4.4.2.In hoofdstuk 10d van de CAR/UWO, zoals dit vanaf 1 april 2013 geldt, zijn bepalingen opgenomen over ‘Van werk naar werk-aanpak en voorzieningen bij werkloosheid’.
4.4.3.Op grond van artikel 10d:1 van de CAR/UWO is hoofdstuk 10d van toepassing op de ambtenaar die als gevolg van een organisatieverandering boventallig is geworden of op grond van artikel 8:5, 8:6 of 8:8 ontslagen wordt en de ambtenaar die op grond van
artikel 8:3, 8:5, 8:6 of 8:8 ontslagen is.
4.4.4.Op grond van artikel 10d:2, aanhef en onder d, van de CAR/UWO wordt voor de toepassing van hoofdstuk 10d verstaan onder boventalligheid: de situatie dat een ambtenaar wegens reorganisatie niet kan terugkeren in de formatie na de reorganisatie.
4.4.5.Op grond van artikel 10d:12 van de CAR/UWO heeft de boventallig verklaarde ambtenaar recht op een Van werk naar werk-traject dat maximaal twee jaar duurt, tenzij het college besluit tot verlenging op grond van artikel 10d:20 en artikel 10d:22.
4.4.6.Op grond van artikel 10d:13 van de CAR/UWO leveren in het Van werk naar
werk-traject zowel de boventallig verklaarde ambtenaar als het college een actieve bijdrage aan de uitvoering van dat traject. De Van werk naar werk-inspanningen zijn gericht op plaatsing van de ambtenaar in een passende dan wel geschikte functie, of aanvaarding door de ambtenaar van een functie buiten de gemeente.
4.4.7.Op grond van artikel 10d:14 van de CAR/UWO start het Van werk naar werk-traject op de dag waarop het besluit tot boventalligverklaring in werking is getreden.
4.4.8.Op grond van artikel 10d:18 van de CAR/UWO eindigt het Van werk naar werk-traject op het moment dat de ambtenaar - al dan niet in deeltijd - een andere functie binnen of buiten de gemeente aanvaardt, op grond van ontslag op eigen verzoek of ontslag om een andere reden.
4.4.9.Op grond van artikel 10d:19, eerste lid, van de CAR/UWO eindigt het Van werk naar werk-traject, indien de ambtenaar plaatsing in een passende of geschikte functie binnen de gemeente of de aanvaarding van een aangeboden functie buiten de gemeente weigert.
4.4.10.In artikel 1, aanhef en onder e, van het Sociaal Statuut is bepaald dat in dit Sociaal Statuut wordt verstaan onder preallocatie: de latende organisaties wijzen de ambtenaren aan die in het kader van ‘mens volgt taak’ in aanmerking komen voor een aanstelling binnen de RUD.
4.4.11.In artikel 3, eerste lid, van het Sociaal Statuut is bepaald dat dit Sociaal Statuut uitsluitend betrekking heeft op de vorming van de RUD-Zeeland en zich uitstrekt tot de ambtenaren die door de latende organisaties zijn aangewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.
4.4.12.In artikel 5, eerste lid, van het Sociaal Statuut is bepaald dat het bevoegd gezag een verplichting heeft de ambtenaar te begeleiden van werk naar werk. Hieraan wordt invulling gegeven door de wederzijdse verplichtingen in het kader van de plaatsingsprocedure. In het tweede lid is bepaald dat aan de ambtenaar die door het bevoegd gezag van de RUD-Zeeland wordt aangesteld, per datum van die aanstelling (eervol) ontslag zal worden verleend door het bevoegd gezag van de latende organisatie.
4.4.13.In artikel 6, eerste lid, van het Sociaal Statuut is bepaald dat voor ambtenaren de verplichting geldt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep, een ongewijzigde functie of een andere passende functie te aanvaarden. In het tweede lid is bepaald dat de ambtenaar de verplichting heeft mee te werken aan zijn plaatsing binnen de RUD-Zeeland en in geval van niet-plaatsing aan één van de mogelijkheden als genoemd in het sociaal statuut van de eigen organisatie.
4.4.14.In artikel 11 van het Sociaal Statuut is bepaald dat het aanwijzen van ambtenaren wiens taken overgaan naar de RUD-Zeeland door de latende organisatie wordt uitgevoerd. De uitkomst geldt voor de plaatsingscommissie als een gegeven.