In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de afwijzing door de Minister van Veiligheid en Justitie van aanvragen van ambtenaren die met SBF-verlof zijn gegaan. De Minister stelde dat deze ambtenaren niet onder de reikwijdte van de Circulaire 'Richtlijnen tweede aanstelling' vallen, omdat zij vóór 1 januari 2012 met SBF-verlof zijn gegaan. De rechtbank oordeelde echter dat er sprake was van een verboden onderscheid op grond van leeftijd, omdat de ambtenaren door hun geboortedatum niet in aanmerking kwamen voor een tweede aanstelling. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van de Minister gegrond verklaard en de eerdere uitspraken vernietigd. De Raad oordeelde dat het onderscheid naar leeftijd legitiem is en dat de Minister zijn beleid consistent heeft toegepast. De Raad concludeerde dat de aanvragen van betrokkenen om een tweede aanstelling terecht zijn afgewezen, omdat zij niet onder de reikwijdte van de Circulaire vallen. De Raad vernietigde ook de besluiten van 5 februari 2015, die voortvloeiden uit de eerdere uitspraken van de rechtbank.