In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Middelburg. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Raad heeft in een eerdere tussenuitspraak geoordeeld dat het besluit van het Uwv niet op een zorgvuldig onderzoek berustte. In de huidige uitspraak heeft de Raad vastgesteld dat de deskundige, die door de Raad was ingeschakeld, tot de conclusie kwam dat appellant op de datum in geding belastbaar was voor arbeid, ondanks eerdere beoordelingen die dit tegenspraken. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en geoordeeld dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens is vastgesteld dat de redelijke termijn in de rechterlijke fase is overschreden, wat heeft geleid tot een schadevergoeding van € 1.500,- ten laste van de Staat. De proceskosten van appellant zijn ook vergoed, in totaal € 2.480,-.