ECLI:NL:CRVB:2013:2826
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over toekenning WAO-uitkering en relevantie van arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in het kader van ZW
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 11 december 2013, wordt de toekenning van een WAO-uitkering aan appellant besproken. Appellant ontving sinds 31 januari 2000 een WAO-uitkering, die in 2001 werd ingetrokken omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 15% was gedaald. Na een nieuwe ziekmelding in 2008 werd appellant opnieuw beoordeeld en kreeg hij per 29 december 2008 een WAO-uitkering toegekend, berekend naar de klasse van 65 tot 80%. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de Ziektewet (ZW) niet relevant is voor de WAO-beoordeling. De Raad stelt vast dat de beoordeling in het kader van de ZW niet alleen betrekking heeft op het eigen werk van appellant, maar ook op de laatstelijk voor hem geselecteerde functies in het kader van de WAO. Er is een niet nader gemotiveerd verschil van inzicht tussen de verzekeringsartsen in de WAO-beoordeling en de ZW-beoordeling, wat leidt tot de conclusie dat de onderbouwing van het bestreden besluit niet zorgvuldig is geweest. De Raad draagt het Uwv op om binnen zes weken het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, rekening houdend met de overwegingen van de Raad.