ECLI:NL:CRVB:2016:1061
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering AIO-uitkering wegens verzwegen bezit onroerend goed en ondeugdelijk onderzoek door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de AIO-uitkering van appellanten, die van 1 maart 2003 tot 1 januari 2010 bijstand ontvingen in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft de AIO-aanvulling ingetrokken op basis van de veronderstelling dat appellanten onroerend goed bezitten in Marokko, wat zij niet hebben gemeld. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van de Svb gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoeren dat de Svb niet kan aantonen dat zij over de woning beschikken.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de Svb niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de waarde van de woning in Marokko en dat het onderzoek door de Svb ondeugdelijk was. De Raad oordeelt dat de Svb de inlichtingenverplichting van appellanten niet kan vaststellen, omdat appellanten niet hebben gemeld dat zij een woning in Marokko bezitten. De Raad heeft de Svb opgedragen om een nieuw onderzoek in te stellen naar de woning en de waarde daarvan, en om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit niet in stand te laten. De uitspraak is gedaan op 22 maart 2016.