ECLI:NL:CRVB:2016:1045
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand aan vreemdeling met terugwerkende kracht en bewijsvoering van levensonderhoudskosten
In deze zaak gaat het om de aanvraag van bijstand door een Nigeriaanse vrouw, appellante, die sinds 6 oktober 2009 in Nederland verblijft. Haar aanvraag om bijstand werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, omdat niet was aangetoond dat zij kosten voor levensonderhoud had gemaakt die niet waren gedekt. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond. Appellante ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat zij in de periode van 6 oktober 2009 tot 30 juli 2013 kosten voor levensonderhoud had gemaakt. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij de aanvrager ligt en dat appellante niet had aangetoond dat derden in haar levensonderhoud hadden voorzien. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de lening die appellante had aangevoerd niet voldoende was om aan te tonen dat zij in haar levensonderhoud had voorzien.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 15 maart 2016.