ECLI:NL:CRVB:2016:1005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens op geld waardeerbare werkzaamheden als fotografe
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 9 december 1996 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellante tegen betaling fotografeert en interviewt, heeft de gemeente Rotterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte, wat zij niet had gemeld aan het college. Het college heeft daarop besloten om de bijstand van appellante met ingang van 2 februari 2010 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar werkzaamheden als fotografe een hobby zijn en dat zij geen op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de aard en omvang van de werkzaamheden van appellante wijzen op op geld waardeerbare arbeid. De Raad stelt vast dat appellante in de beoordelingsperiode 55 filmpjes heeft geproduceerd en dat zij hoopte haar werkzaamheden uit te breiden om hiermee een inkomen te verdienen. De Raad concludeert dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze werkzaamheden niet te melden, wat een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante niet heeft aangetoond dat zij recht had op bijstand. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 22 maart 2016.