ECLI:NL:CRVB:2016:1003
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen activiteiten voor sportvereniging
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die zijn beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel ongegrond verklaarde. Het college had de bijstand van appellant, die op 16 augustus 2012 bijstand had aangevraagd, ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Dit gebeurde op basis van het vermoeden dat appellant verzwegen activiteiten verrichtte voor een sportvereniging, wat leidde tot een schending van de inlichtingenverplichting. De rechtbank oordeelde dat de activiteiten van appellant op geld waardeerbaar waren, ondanks dat de vereniging geen winst maakte. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat appellant onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij recht had op bijstand. De Raad benadrukte dat het niet alleen gaat om het inkomen dat daadwerkelijk wordt genoten, maar ook om het inkomen waarover redelijkerwijs kan worden beschikt. De Raad concludeerde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, omdat hierdoor niet kon worden vastgesteld of appellant in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.