ECLI:NL:CRVB:2016:100

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
14/3353 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek niet-ontvankelijk wegens te late indiening zonder nieuwe feiten of omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 27 maart 2013. Verzoekster heeft op 5 juni 2014 verzocht om herziening, maar dit verzoek is meer dan een jaar na de openbaarmaking van de eerdere uitspraak ingediend. De Raad oordeelt dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die een herziening zouden rechtvaardigen. De Raad stelt vast dat de indiener van het verzoek niet onredelijk lang had mogen wachten met het indienen van het herzieningsverzoek. De Raad verwijst naar eerdere rechtspraak waarin is vastgesteld dat een verzoek om herziening in de regel als onredelijk laat wordt beschouwd indien het meer dan een jaar na de bekendmaking van de uitspraak wordt ingediend. In dit geval is het verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en M.F. Wagner en R.H. de Bock als leden, in aanwezigheid van griffier V. van Rij.

Uitspraak

14/3353 WMO
Datum uitspraak: 13 januari 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 maart 2013, 10/3386 WMO, 10/3745 WMO, 10/4398 WMO, 12/1234 WMO, 12/1235WMO,
12/1236 WMO, 12/5223 WMO, 12/5224 WMO
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
het College van Burgemeester en Wethouders van Oss (college)
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft [naam] bij brief van 5 juni 2014 verzocht om herziening van de uitspraak van 27 maart 2013, 10/3386 WMO e.v.
Het college heeft op dit verzoek om herziening gereageerd.
Verzoekster heeft nadere stukken ingediend.
Het verzoek om herziening is behandeld ter zitting van 18 november 2015. Van de zijde van verzoekster is niemand verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. E.G.A. Keyzers en C.M.F. van Geffen.

OVERWEGINGEN

1. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (o.a. de uitspraak van
2 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1702) wordt vooropgesteld dat van degene die herziening vraagt van een uitspraak mag worden verlangd dat hij niet onredelijk lang wacht met de indiening van dat verzoek. Een onredelijk laat ingediend herzieningsverzoek moet
niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.2.
Een verzoek om herziening als hier aan de orde wordt in de regel geacht onredelijk laat te zijn ingediend, indien het verzoek is ingediend meer dan een jaar nadat de indiener bekend is geworden met de daarin gestelde nieuwe feiten of omstandigheden dan wel, indien geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gesteld, na de datum van openbaarmaking van de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht.
2.3.
Wat verzoekster heeft aangevoerd, bevat in essentie een onderbouwing van beweerdelijk geleden schade en bevat geen nieuwe feiten of omstandigheden. Het verzoek om herziening is meer dan een jaar na openbaarmaking van de uitspraak van 27 maart 2013 ingediend. Dat leidt tot het oordeel dat het verzoek om herziening onredelijk laat is ingediend.
3. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het herzieningsverzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en M.F. Wagner en R.H. de Bock als leden, in tegenwoordigheid van V. van Rij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2016.
(getekend) J. Brand
(getekend) V. van Rij

MK