ECLI:NL:CRVB:2015:964
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- C.C.W. Lange
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WIA-uitkering na berekening op basis van referteperiode
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van een WIA-uitkering van appellant. Appellant, die op 1 juni 2003 werkloos werd, ontving aanvankelijk een WW-uitkering en later een WIA-uitkering. Het Uwv heeft de WIA-uitkering van appellant herzien over de periode van 1 oktober 2010 tot 1 oktober 2011, waarbij het Uwv een terugvordering heeft gedaan van € 1.035,97 bruto. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft zijn bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Den Haag heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de vraag beoordeeld of het Uwv bij de berekening van het ongemaximeerde WIA-dagloon (factor D van artikel 61 van de Wet WIA) terecht is uitgegaan van de inkomsten uit arbeid die appellant heeft genoten in de referteperiode. De referteperiode is vastgesteld op basis van de eerste ziektedag van appellant, en het Uwv heeft de inkomsten uit arbeid en WW-uitkering in deze periode in aanmerking genomen.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de WIA-uitkering van appellant terecht heeft herzien en dat de berekening van het ongemaximeerde dagloon correct is uitgevoerd. Appellant heeft betoogd dat de berekeningsformule ongunstig uitpakt voor personen die meer dan het maximum dagloon verdienden, maar de Raad heeft bevestigd dat de wetgever de keuze voor deze berekeningswijze heeft gemaakt en dat de rechter niet vrijstaat om deze keuze te toetsen op billijkheid. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.