ECLI:NL:CRVB:2015:928
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering op basis van woonadres en GBA-inschrijving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de herziening van studiefinanciering van appellante, die aanvankelijk was toegekend op basis van de norm voor uitwonende studenten. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft na een huisbezoek vastgesteld dat appellante niet op haar GBA-adres woonde en heeft haar studiefinanciering herzien naar de norm voor thuiswonende studenten. Dit leidde tot een terugvordering van een te veel betaald bedrag van € 1.156,62.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de minister op basis van het rapport van het huisbezoek terecht had geconcludeerd dat appellante niet op haar GBA-adres woonde. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister de conclusie mocht trekken dat zij niet op het GBA-adres woonde. De Raad heeft vastgesteld dat de gronden in hoger beroep in essentie dezelfde zijn als die in beroep zijn aangevoerd en heeft het oordeel van de rechtbank overgenomen.
De Raad heeft benadrukt dat de vraag waar een studerende woont, moet worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Het ontbreken van objectieve criteria voor wat op een adres moet worden aangetroffen, doet niets af aan de waarnemingen van de controleur. De Raad concludeert dat de rechtbank het bestreden besluit terecht in stand heeft gelaten en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het hoger beroep niet slaagt.