Uitspraak
mr. M.J.H.H. Fuchs.
OVERWEGINGEN
onder c, van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten (Maatregelenbesluit). Van een dringende reden als bedoeld in artikel 45, vierde lid, van de ZW op grond waarvan het Uwv had dienen af te zien van het opleggen van de maatregel is niet gebleken noch is gebleken dat het niet nakomen van de verplichting appellant niet in overwegende mate kan worden verweten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d van het Maatregelenbesluit.
4 juni 2012 heeft afgespeeld voor de werkgever aanleiding is geweest om de procedure, die uiteindelijk tot ontslag via een minnelijke schikking per 1 september 2012 heeft geleid, te starten. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant zich op zo’n wijze heeft gedragen dat te voorzien was dat dat gedrag tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst zou leiden. Het betoog van appellant dat hij niet de intentie had om te gaan werken, volgt de Raad, in het licht van de voorhanden gegevens, niet. Indien appellant op 4 juni 2012 wegens pijnklachten niet in staat zou zijn geweest om zijn halve dienst van die dag te rijden, had het op zijn weg gelegen om zich op een daartoe voorgeschreven wijze bij zijn werkgever te melden.
BESLISSING
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van W. de Braal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2015.