ECLI:NL:CRVB:2015:852
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake re-integratieverplichtingen en loonsanctie in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de re-integratie-inspanningen van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) ten aanzien van een werknemer die in verband met spanningsklachten uitgevallen was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant onvoldoende had gemotiveerd waarom de re-integratie-inspanningen van de betrokkene niet voldoende waren. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de betrokkene voldoende aannemelijk had gemaakt dat van haar in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij een functie voor de werknemer zou creëren op de afdeling waar hij werkzaam was geweest. De Raad oordeelde dat de re-integratie-inspanningen van de betrokkene in het eerste spoor niet voldoende waren, maar dat de betrokkene in het tweede spoor voldoende activiteiten had ondernomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant in de proceskosten van de betrokkene moest worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van re-integratie en de noodzaak om passende functies te creëren voor werknemers die arbeidsongeschikt zijn.