ECLI:NL:CRVB:2015:827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vaststelling studieschuld na het volgen van twee masteropleidingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante, die studiefinanciering ontving voor haar bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid en twee masteropleidingen, verzocht de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om haar studieschuld op een lager bedrag vast te stellen. De minister had eerder besloten dat appellante geen recht had op vijf jaren prestatiebeurs, omdat de door haar gevolgde masteropleidingen niet voldeden aan de eisen van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat de masteropleidingen van appellante niet onder de in de wet genoemde opleidingen vallen die recht geven op een verlenging van de prestatiebeurs. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat appellante's argumenten berustten op een onjuiste lezing van de wet. De Raad stelde vast dat de wetgeving niet voorziet in een recht op prestatiebeurs voor het volgen van twee eenjarige masters, en dat de minister geen aanleiding had om de hardheidsclausule toe te passen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder studiefinanciering wordt verstrekt en de noodzaak voor studenten om zich aan deze voorwaarden te houden. De Raad concludeerde dat appellante niet in aanmerking kwam voor een verlenging van haar prestatiebeurs en dat de minister correct had gehandeld in deze zaak.